Waar de hoop heerst
PS|theater duikt dit jaar in De Wereldse Stad, op zoek naar verhalen van heinde en ver. Pepijn vertelt over het bezoek aan het AZC in Katwijk.
Het is ronduit koud op vrijdag 25 januari en minstens 10 kilometer fietsen. We hadden ook met de bus gekund, maar dan waren we nog eens 40 minuten langer bezig. Het AZC -asielzoekerscentrum- ligt ver weg van onze wereld. Niet alleen drie kwartier fietsen door ijzige wind, maar ook mijlenver van onze belevingswereld. Terwijl deze wereld de avond daarvoor nog met het journaal onze wereld binnenkwam: ‘nieuw pardon biedt 700 vluchtelingenkinderen opnieuw hoop’. In de weken daarvoor stonden onze kranten er al vol van. Maar echt dichtbij kwam die wereld nooit.
Een grote dame heet ons welkom. Zij is zo iemand met wie je geen ruzie moet hebben en van wie je tegelijkertijd best eens een knuffel wilt krijgen. Zo iemand die duidelijke regels stelt en tegelijkertijd uitstraalt dat het wel goed komt. Op wat voor een manier dan ook. Zij is de locatiemanager van de gezinslocatie Katwijk aan Zee en probeert zo goed en kwaad als het kan een locatie te leiden waar een paar honderd uitgeprocedeerde asielzoekers wonen. Met kinderen. Dat is namelijk de reden dat zij hier überhaupt kunnen wonen.
Als je dat jongetje ziet dat ons zonet vroeg wie wij waren, vraag je je toch een beetje af waarom we in zo’n welvarend land als Nederland het niet gewoon kunnen doen: de grenzen opengooien en iedereen die, om welke reden dan ook, hier wil wonen, onderdak bieden. Onschuldiger dan zo’n jongetje bestaat toch niet, met z’n zwarte krulletjes, grote ogen en nieuwsgierige vragen. Maar onze struise locatiemanager doorprikt dit idee vrijwel direct: “als er hier mensen komen die vinden dat iedereen die naar Nederland komt maar een verblijfsvergunning moeten krijgen, kan ik zo 10 voorbeelden laten zien die je van gedachten doen veranderen.” Slik. “Maar”, gaat ze direct verder, “als er hier mensen komen die vinden dat alle vluchtelingen die hier aankloppen meteen weer mogen opdonderen, kan ik ook zo 10 voorbeelden laten zien die dat tegenspreken.” Nog een keer slik. Want in haar eerste zinnen legt zij direct bloot wat het probleem is en hoe lastig de situatie is.Deze gezinslocatie is er omdat de Nederlandse wet bepaalt dat kinderen onder de 18 jaar leerplichtig zijn en niet op straat mogen slapen. Dit geldt voor iedereen die leeft op Nederlands grondgebied. Ook als je hier illegaal woont. En omdat hier, in tegenstelling tot in de Verenigde Staten, kinderen niet gescheiden worden van hun ouders, wonen deze kinderen in het AZC met hun ouders. En terwijl de kinderen naar school gaan, wachten de ouders. Eindeloos. Op alsnog een vergunning. Procedures worden verlengd, regels worden omzeild. Door de asielzoekers, door de politiek. Alsof zij samen een soort dans doen. En dit kan zomaar 18 jaar duren. En dan worden ze uit dit centrum gezet en zijn ze op zichzelf aangewezen. Dan zijn ze illegaal in een land waar ze al jaren wonen.
“Deze kamer hebben we onlangs opgeknapt. Er is een binnenhuisarchitect geweest en die ging vroeger vaak naar Katwijk. Daarom heeft hij op de vloeren geel marmoleum gelegd en de muren blauw geschilderd. Zoals het zand en de zee. Ik kan dat soort dingen niet bedenken. Zo origineel!” We staan in een krap kamertje met twee bedden, een locker, een tafel en een stoel. Buiten op de gang schreeuwen kinderen. Het ruikt er naar 4 gerechten door elkaar. Hier woont een familie. Een vader, een moeder, twee kinderen. Hier slapen ze, eten ze, spelen ze, maken ze ruzie, bedrijven ze liefde. Hier wonen zij. Ik denk terug aan mijn kinderkamer - de plek waar ik alleen hoefde te slapen: die was ongeveer even groot als deze kamer.
“Als ik de oplossing wist, had ik hier niet gezeten. En jullie ook niet, want dit hele boeltje had er dan niet gestaan. Dan was het probleem namelijk opgelost.” De locatiemanager zegt het zo monter, dat je bijna zou denken dat ze er wel een heeft; een oplossing. Maar die is er niet. Ook na een uitwijzing blijven veel asielzoekers hier, omdat de situatie voor hen hier vaak beter is dan die in het land van herkomst. En omdat hoop doet leven. Want als er iets heerst in het AZC, is het hoop.
Hoop op nieuwe procedures, nieuwe wetten, een andere staatssecretaris. Hoop op een andere wind. Hoop op een Hollandse liefde en Hollandse kinderen. Hoop dat het morgen allemaal is opgelost. In de gang bij Vluchtelingenwerk voel je de hoop. Het hangt in de lucht. Een man, kinderen aan zijn ene hand, een stapel papieren in zijn andere. “Mevrouw,” zegt hij, “klopt het wat ze zeggen over kinderpardon? Kunnen wij blijven?” Na 8 jaar wachten is er waarschijnlijk hoop. En daarmee komt deze wereld ineens heel dichtbij.