Kansenongelijkheid in het onderwijs: de makers blikken terug op EENENTWINTIG
 
  • Kansen in het onderwijs
  • Kansengelijkheid
  • Blog: lees een verhaal

Kansenongelijkheid in het onderwijs: de makers blikken terug op EENENTWINTIG

Voor EENENTWINTIG onderzochten theatermakers Julia Schmitz en Stijn Dijkema de prestatiedruk van studenten anno 2024. Ze maakten een theatrale wandeling door het studentenhuis van de Makerscentrale, over generatie Z, FOMO en de onmogelijke opdracht om gelukkig te worden. Nu blikken ze terug: wat heeft de voorstelling betekend en in beweging gezet?

PS|theater vroeg jullie om kansenongelijkheid in het onderwijs te onderzoeken, rondom eenentwintigjarigen. Nogal een brede opdracht! Hoe kwamen jullie uit bij prestatiedruk als centraal thema?  

Julia: Vanuit mijn werk als theaterdocent sta ik wekelijks in contact met deze doelgroep, en ik zie dat het niet goed met ze gaat. Er wordt – door oudere generaties – wel gezegd dat ze zich aanstellen, dus ik voel een enorme drive om de wereld te laten zien hoe zwaar ze het hebben. Nu eenentwintig zijn is echt niet hetzelfde als vroeger: klimaatproblematiek, de constante aanwezigheid van de telefoon, die voor een soort tweede, ‘parallelle wereld’ zorgt, oplopende studieschuld, de woningcrisis…  

Stijn: Vrij vroeg in het onderzoek kwamen we het rapport Harder Better Faster Stronger? van het Trimbos instituut op het spoor, een onderzoek naar risicofactoren en oplossingen van prestatiedruk en stress van studenten. Dat opende onze ogen voor hoe heftig de cijfers over de mentale gezondheid van die generatie zijn: 51% heeft mentale klachten. Toen dachten we: hier moet het over gaan, dit is wat speelt. Dus toen lieten we het aanvankelijke idee om heel concreet te werken rondom de toegang die mensen hebben tot onderwijs iets meer los, om iets te maken over hoe wat je hebt meegekregen vanuit huis of vanuit school allesbepalend is.

Het Trimbos rapport was een stevige startpunt voor de voorstelling. Hoe hebben jullie daarna input opgehaald bij eenentwintigjarigen uit de praktijk? 

Stijn: We ontwierpen een workshop over specifieke onderwerpen rondom prestatiedruk. Eerst maakten we de druk visueel: we gaven elke deelnemer een ballon en noemden thema's op waar ze stress rond zouden kunnen ervaren. Bij stress blies de deelnemer in de ballon. Bij sommigen stond de ballon aan het einde van de oefening echt op knappen. Vervolgens vroegen we de deelnemers om op post-its op te schrijven wat hen precies stress bezorgde en deze op een stressbarometer te plaatsen. Aan de hand daarvan gingen we in gesprek. Het viel me vooral op dat de studenten weinig compassie hadden met zichzelf, ze vonden het eigenlijk vooral hun eigen schuld. Door het open gesprek hierover, met ons en hun leeftijdsgenoten, leken ze zich wel meer in te leven in elkaars situatie. 

Julia: Tijdens zo’n workshop stellen we ons als maker zo open mogelijk op, maar soms zoek ik wel bewust naar waar het schuurt. Eén deelnemer noemde depressie in wezen niet-bestaand, of in ieder geval onbehandelbaar. Als maker, maar meer nog als mens, ben ik het daar zo hartgrondig mee oneens dat ik op zo’n moment wel in discussie ga. Sowieso vind ik het soms fijn om deelnemers een beetje boos te maken, niet op mij, maar wel op het onderwerp waar we het op dat moment over hebben. Door de onderliggende frustratie bloot te leggen kom je vaak tot de kern van een probleem.

Je hebt dus wel gespreksstrategieën die je bewust toepast in je veldwerk? 

Julia: Zeker. Een interessante uitspraak van iemand herhaal ik vaak of gebruik ik later in het gesprek om er nog eens op terug te komen. ‘Jij zei net dit, bedoelde je daarmee dat…’ Ook probeer ik een persoonlijke uitspraak vaak te veralgemeniseren voor de groep, zodat anderen er ook op kunnen aanhaken en er weer een groepsgesprek ontstaat. Soms maak ik er een stelling van, waar je het eens of oneens mee kunt zijn, of bijvoorbeeld een tegenstelling. Ik zorg steeds dat ik het persoonlijk houd, maar ook veralgemeniseerd, zodat er uit het ene onderwerp weer een nieuwe vraag volgt, waardoor het gesprek steeds gaande blijft.

Met de input vanuit de workshop en andere gesprekken met studenten zijn jullie aan de slag gegaan om EENENTWINTIG te maken. Welke elementen bleken uiteindelijk cruciaal in deze voorstelling? 

Stijn: Zonder meer was dat de locatie. We maakten deze voorstelling in de Makerscentrale, waar zo’n 100 studenten wonen én waar PS|theater kantoor houdt. Doordat EENENTWINTIG in een studentenhuis speelde, kwam het publiek echt binnen bij de mensen waar het om gaat. Je was echt bij hen te gast, liep door hun gangen, zag wat voor bende het was, maar ook hoe ze daar thuishoren. Dat impliceert een soort nabijheid en dankbaarheid als toeschouwer om even onderdeel te zijn van die wereld.   

Julia: Het is me als maker ook nog nooit gelukt om zó onderdeel van een gemeenschap te worden. We maakten in feite bij onze buren, dat hielp enorm. Maar het ging niet zonder slag of stoot; sommige studenten zaten eerst helemaal niet te wachten op een stel theatermakers, en later ook publiek, in hun gangen. Hun betrokkenheid heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Sommigen startten echt vanuit een enorme tegenzin, ‘er mag niemand in mijn gang komen’, maar kwamen uiteindelijk, tijdens de voorstellingsavonden, elke avond pizza eten en kletsen na afloop. Er zijn heel wat gesprekken nodig geweest om alle studenten mee te krijgen. Al waren sommigen vanaf het begin enorm enthousiast: zij werden echt ambassadeurs van ons project, zonder hen was het nooit gelukt. 

Ik denk dat naast de locatie, ook de combinatie van vertelvormen van waarde was: van het heel dicht op de huid van personages zitten tijdens de scènes, naar het uitzoomen naar de bredere context in de podcasts tijdens de wandeling door de gangen, en je realiseren dat wat je net gezien hebt in feite geldt voor een hele generatie. Zo zorgden we ervoor dat de problemen van de personages geen particuliere problemen bleven.

Wat gebeurde er tijdens de voorstelling tussen spelers en publiek? 

Stijn: Zoveel moois. Sowieso was het bijzonder hoe het publiek af en toe leek te vergeten dat ze naar een fictieve situatie keken, omdat je zo dicht op de huid van de acteurs zat. Dat ze naar het einde van de scène naar Sterre toekwamen en vroegen: Hé, gaat het wel?

Julia: Sterre vraagt tijdens haar scène aan een toeschouwer of diegene haar lijst van affirmations wil voorlezen. Tijdens één van de voorstellingen vroeg iemand eerst uit zichzelf of hij het nog eens moest voorlezen. Toen hij dat had gedaan en Sterres personage nog steeds in paniek was vroeg hij aan de andere toeschouwers, en dat vond ik zo aandoenlijk, ‘Zullen we het even met z'n allen voorlezen?’ Die zorgzaamheid, die liefde van iedereen, dat was zo’n groot cadeau.  

Stijn: Tijdens Ilse's scène vraagt ze een toeschouwer om haar broertje te spelen, die haar personage, als eerstegeneratiestudent, achterlaat in een slechte thuissituatie. Op een avond vertelde de jongen die hem had gespeeld aan me dat hij die situatie letterlijk had meegemaakt. Sterker nog, Millers scène vraagt hij een toeschouwer om zijn vader te spelen, en ik heb wel van twee afzonderlijke ‘vader-spelers’ gehoord dat ze zo’n gesprek ooit ook echt met hun eigen vader gevoerd hadden. Hoe kan een performer dat zo aanvoelen? 

Julia: Sowieso was de emotionele nabijheid prachtig om te zien. Hoe mensen Miller echt begonnen te aaien als hij aan hun voeten lag. Hoe ze terug spraken, ook al werd dat niet van ze verwacht: ‘Nee, natuurlijk houd ik van je’. En hem dan eigenlijk nog een knuffel wilden geven ook. 

Wat heeft EENENTWINTIG uiteindelijk in beweging gezet, volgens jullie? 

Stijn: Ik denk dat de voorstelling op veel vlakken beweging heeft veroorzaakt. Allereerst bij mezelf: ik heb ontdekt dat eenentwintigjarigen wel leuke mensen blijken te zijn [lacht]. Maar vooral hoe oneerlijk hun uitgangspositie echt is. Daarnaast heb ik ook een bevestiging gekregen dat dit het soort theater is dat ik wil maken: de zaal uit, naar de locatie toe, met een boodschap, met gesprekken met het publiek. Ik vind het zo fijn dat PS|theater en ik elkaar daarin gevonden hebben.  

In het verlengde daarvan denk ik dat het spelen in deze voorstelling voor de acteurs die zo aan het begin van hun carrière staan – ze zijn zelf ook rond de eenentwintig – een bijzondere kans was. Om ervaring op te doen bij zo'n gezelschap… Ik ben ervan overtuigd dat dit een heel belangrijk moment was waar ze hun leven lang aan zullen refereren. 

Bij de bewoners van het studentenhuis heeft EENENTWINTIG heel wat losgemaakt. Ze hebben veel meer onderling uitgewisseld, en zichzelf en elkaar in de voorstelling teruggezien en daar een soort inzicht of troost in gevonden. Veel van hen namen ook hun ouders mee, dus ik hoop heel erg dat ze die gesprekken ook met hun ouders hebben kunnen voeren. 

Tijdens een van de voorstellingen viel mijn oog op twee toeschouwers, ze waren waarschijnlijk moeder en dochter. Tijdens de voorstelling beschreef een van de personages een gevoel van verstikkende stress, en vroeg daarna aan het meisje of zij dit ook weleens ervoer. Ze zei dat ze het vaak zo voelde en haar moeder schrok daar zichtbaar van. Na afloop gingen ze met z’n tweeën op één zitzak zitten en raakten ze verwikkeld in een diep gesprek met elkaar. En je voelde dat er iets werd doorbroken in hun communicatie waardoor ze dichter bij elkaar kunnen komen. Dat de voorstelling het meisje de woorden gaf om duidelijk te maken aan haar moeder waar ze mee worstelde, en dat haar moeder het voor het eerst echt begreep. Na dat moment was de voorstelling voor mij al geslaagd. 

Julia: Wat ik mooi vind is dat ik datgene wat ik nu geleerd heb over deze doelgroep mee kan nemen naar het onderwijs dat ik ontwikkel bij mijn werk als docent. Ik ben heel blij dat ik een rol heb binnen een onderwijsinstelling en die kennis dus meteen kan omzetten in actie.

Ik denk dat een groot deel van het publiek nu met een andere blik naar deze generatie durft te kijken. Dat we het met deze voorstelling makkelijker hebben gemaakt om een open, eerlijk, nieuwsgierig gesprek te kunnen voeren met deze generatie, met iets minder vooroordelen. Of dat nou in de supermarkt is en er een luide groep jongeren voor je in de rij staat, of dat het je eigen kind is: ik hoop dat we ervoor hebben kunnen zorgen dat je iets meer compassie hebt. 

De komende jaren onderzoekt PS|theater de kloof tussen kansarm en kansrijk. Samen met allerlei groepen uit Leiden en de omliggende gemeenten brengen wij de ongelijkheid in kaart. Afgelopen jaar gingen we van start met een drieluik over kansen in het onderwijs: TWAALF, ZESTIEN en EENENTWINTIG. De voorstelling MOED (premiere augstus 2024) is het slotstuk hiervan.

Bekijk een mini documentaire over het maakproces

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer informatie hierover vind u op onze cookie instellingen pagina.

OK